f rdt daarop irt 1929 de rozen, vast- ■mber 1927, plaats van der punten rmen. :rs, tot wij tingen van rijf, dienst jen van dit het voorstel :n laste van vernemen, jaaf op die betreft de van duur- n, n 1. voor ndien geldt 1 van jaren rdt daarop er en Wet- 31 JANÜARÏ 1929. 261 De heer VAN VEEN zegt het volgende: Ho:wel de nieuwe pomp-instailatie der waterleiding na tuurlijk deugdelijk moet worden geacht, is een afschrijving van 4 ongetwijfeld te laag. Niet met het oog op den levensduur, maar met het oog op de economie wordt als regel op machinale installaties een snellere afschrijving toegepast. Zonder te overdrijven zou ik willen voorstellen om dit percentage op 8 te brengen. De kosten van aanleg en uitbreiding, die geen enkel tastbaar bezit vertegenwoordigen, dienen m. i. zoo spoedig mogelijk van de balans te verdwijnen; ik stel daarom voor om het afschrijvings-percentage tot 10 te verhoogen. Hier zit dus bij mij dezelfde gedachte voor, die Burge meester en Wethouders hebben, als zij voorstellen om de niet meer aanwezige activa met 10 ten 100 af te schrijven. De heer VAN BUITENEN antwoordt, dat bij alle be drijven der gemeente op de machine-installaties 4 °/0 wordt afgeschreven. Spr. veronderstelt dan ook, dat het niet noodig is voor dit geval het afschrijvings-percentage te ver dubbelen. Wat de afschrijving in eens op de niet meer aanwezige activa betreft, daarvoor is uit een administratief oogpunt alles te zeggen. Spr. wilde aanvankelijk ook een ander systeem van afschrijving dan het thans voorgestelde, n.I. door afschrijvingen in eens uit de reserve, doch hij heeft zich laten overtuigen, dat dit even goed is, en zich daarbij neergelegd. Bij dit systeem is in 10 jaar tijds ook alles afgeschreven en blijft de reserve intact. Practisch blijft het dus gelijk; het verschil is alleen van administratieven aard en men heeft thans de zekerheid, dat de reserve intact blijft. rs, tot vast- activa der De heer VAN VEEN zegt, dat de heer Van Buitenen hem verkeerd heeft begrepen. Met de afschrijvings-percen-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 261