286
14 FEBRUARI 1929.
De heer MEIJVIS verklaart, geen bezwaar te hebben
tegen den aankoop van dit perceel bouwland, maar wèl
tegen de bestemming, welke daaraan zal worden gegeven.
Spr. en zijn fractiegenooten kunnen het niet goedkeuren,
dat hier reeds jaren geleden ontgonnen en goed beboerde
grond wordt aangekocht om er voor militaire doeleinden
weer nagenoeg woesten grond van te maken. Het lijkt
hun trouwens toch niet gewenscht om regelmatig gronden
voor militair oefenterrein aan te koopen. Zij gevoelen er
meer voor, te trachten de reeds aan het Rijk verhuurde
terreinen weder in handen te krijgen, ten einde deze bij
wijze van werkverschaffing tot bouwland te laten ontginnen.
De VOORZITTER zegt, dat met de opmerking van den
heer Ku ij la ars rekening zal worden gehouden. Het betreft
hier een rechthoekig stuk bouwland te midden van heide
gronden; hiermede is de situatie voor het oogenblik hopelijk
voldoende aangegeven.
De heer Me ij vis rijdt, volgens Spr., met een wat zware
kar. Het geheele terrein is immers voor militaire doeleinden
verhuurd. Het belang daarvan voor Breda is hier al bij
een vorige gelegenheid naar voren gebracht. Bovendien
wordt daardoor een brok natuurschoon in de buurt van
Breda behouden. Voor de gemeente en voor den huurder
is het van belang, dat het onderhavige perceel, met het
oog op zijn ligging midden in het militair oefenterrein, niet
aan anderen toebehoort, maar aansluit bij het overige ge-
meentebezit in de Vrachelsche Heide. Ten slotte zegt Spr.,
dat het nog niet vaststaat, dat het terrein in kwestie weder
onvruchtbaar wordt; het kan ook voor bebossching in aan
merking komen.
Zonder verdere bedenkingen wordt daarop
conform het voorstel van Burgemeester en Wet
houders besloten.