291 14 FEBRUARI 1929. te zijn. Op 10 October j.l. heeft Wethouder Van Mierlo bij de behandeling van het adres van de bewoners van den Hirdesboulevard gezegd: „Het leggen van een houten „noodbrug kost f 3500,en als zij begint te verslijten „komen er weer hooge kosten; op die manier blijft men „dus aan den gang". Geldt dat niet evenzeer voor een houten brug over den Wilhelminasingel? De Voorzitter wenschte bij diezelfde gelegenheid, alvorens op het verzoek in te gaan, te zien overgelegd een opgaaf van het aantal personen, dat van de nieuwe brug gebruik zou maken. Geldt dit ook niet voor de brug over den Wilhelminasingel? Spr.'s fractie is van oordeel, dat de brug bij de Hirdesbou levard, waarbij een duizendtal mensctien belang heeft, het eerst tot stand behoort te komen. De heer CERUTTl wil, in verband met het feit, dat door het Rijk vergunning is gegeven voor het maken van een weg over het Chasséterrein, ineens een permanente brug over den Wilhelminasingel leggen. Daar bij de bespreking van deze zaak in besloten vergadering is gebleken, dat de houten brug dan toch weer zou komen te vervallen, zouden deze kosten voor niets worden gemaakt. Spr. zal dan ook tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders stemmen. De heer VAN MIERLO zegt, dat er geen reden is voor het verwijt van den heer Rippen, dat Burgemeester en Wethouders zoo plotseling met dit voorstel uit de lucht zijn komen vallen; immers, het College kan komen met het voorstel, dat het verkiest, en de heer Rippen kan daar tegen stemmendat is zijn goed recht. Vervolgens komt Spr. er tegen op, dat de zaak wordt voorgesteld alsof er een onderonsje zou bestaan tusschen Burgemeester en Wet houders en Korte weg. Van Korteweg en niet van het College is het denkbeeld om daar een brug te leggen uit gegaan en aan Korteweg is, toen hij den grond aan den

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 291