316 14 FEBRUARI 1929. de tegenwoordige. De Raad zal daarom goed doen, niet met alles accoord te gaan, wat de Federatie voorschrijft: men moet zich niet door die heeren laten „nemen". De heer VAN DE VEN wijst er op, dat die f 10.000, welke de gemeente per jaar meer moet betalen, niet in den zak van de arbeiders, maar in dien van de ondernemers terecht komen. Als de Raad zijn besluit van 4 September j.l. handhaaft, dan steken dus eenige Bredasche ondernemers dat geld in hun zak. De heer Moll heeft gevraagd, hoe Burgemeester en Wethouders aan die berekening zijn ge komen. Spr. kan daarop antwoordendoor het verscnil te nemen tusschen het hoogste en het laagste inschrijvings bedrag, beide van Federatie-leden. Ook Spr. is het er niet om te doen, de Federatie tegen te werken, maar zij moet zich verbeteren. Er zijn thans vele klachten over haar, over haar controle, over haar rechtspraak; Spr. heeft zelfs vernomen, dat bij drukkers, die het niet druk hebben, het personeel eenvoudig wordt op straat gezet. Voor zoover Spr. bekend, is er dan ook nog geen pensioenregeling. Voorts heeft Spr. nog een groot bezwaar tegen deze bedrijfsorganisatie en wel dit, dat de consument niet wordt gekend in de tariefsbepaling. Spr. beveelt het voorstel van het College van Burgemees ter en Wethouders bij den Raad aan. Hij gelooft niet, dat men zich daarmede op een hellend vlak begeeft, integendeel, hij ziet daarin voor de Federatie een stimulans om zich te verbeteren. Spr. kan het niet verantwoorden, dat een bedrag van 10 a 12 duizend gulden per jaar wordt weggegeven aan enkele ondernemers te dezer stede. De heer VAN BUITENEN is van meening, dat het de plicht van de gemeente is, een gezonde bedrijfsorganisatie te steunen. Dit is dan ook de reden geweest, waarom hij den vorigen keer in die richting heeft gestemd. Spr. gelooft met den heer Van de Ven, dat die bewuste f 10.000, niet ten goede komen aan de arbeiders. Ook is thans

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 316