14 FEBRUARI 1929.
317
gebleken, dat door lagere inschrijving de belangen van het
personeel niet worden geschaad. Er zijn hem n.l. inschrijvers
bekend, die voldoen aan al de contractueele bepalingen en
die het drukwerk desondanks voor de helft minder willen
leveren, maar dat niet mogen doen voor de Federatie. Als
men dergelijke dingen hoort, moet men toch tot de conclusie
komen, dat de tarieven te hoog zijn. Na al hetgeen nu
over deze kwestie is naar voren gekomen, zal toch de
Federatie het tegendeel hebben te bewijzen. Spr. wenscht
evenwel niet mede te werken aan afbrokkeling van de
Federatie en wil daarom, naast de federatie-leden, alleen
tot de inschrijving toelaten zij, die momenteel niet tot de
Federatie behoorend, te Breda gevestigd zijn. Spr. beveelt
dan ook het voorstel van de minderheid in het College bij
den Raad aan.
De VOORZITTER zegt, dat alle vier de leden van het
College het er over eens zijn, dat zij zich met de Federatie
niet op hun gemak gevoelen. Waarom dit het geval is, is
reeds doo- de andere leden van het College uiteengezet.
De consequentie, welke uit de gehouden inschrijving valt
te trekken is, dat vele leden der Federatie door het bestuur
niet zuiver op den graad worden geacht. De firma Vermijs
b.v., een firma, die de heer Moll kan het getuigen -
ons steeds behoorlijk heeft bediend, mag ons ïhans geen
drukwerk leveren, omdat zij volgens dat bestuur te laag
heeft ingeschreven. Toch voldoet deze firma blijkens inge
nomen informaties aan haar contractueele verplichtingen
ten opzichte van haar personeel. Trouwens andere, niet tot
de Federatie behoorende drukkerspatroons schijnen met
handhaving van hun inschrijvingsbedragen eiken dag die
contractueele verplichtingen te zullen nakomen. Een en
ander in aanmerking nemende, komt men tot de conclusie,
dat de gemeente door de Federatie min ot meer wordt
„genomen", in dien zin, dat wij te duur uit zijn. Vooral
als men daarbij nog weet, dat den op de firma Vermijs