16 JANUARI 1929. 31 beantwoorde wenschen zullen door mijn fractie-genooten, ieder wat betreft zijn aandeel, nader onder het oog worden gezien, in de hoop dat het College nog nadere toezeggingen zal willen doen. Ik wil deze korte beschouwingen niet eindigen zonder bij het College nog eens nadrukkelijk er op aan te dringen, dat in den vervolge ingediende begrootingen, wat betreft de daarin voorkomende cijfers, behoorlijk worden geverifieerd en gecollationneerd opdat niet, zooals weder dit jaar moest geschieden, bij de behandeling in de Afdeelingen op afwij kingen in de cijfers de aandacht behoeft te worden geves tigd, terwijl ik er tevens op aandring, dat de betrokken Wethouders deugdelijk zullen nagaan de noodzakelijkheid van bepaalde uitgave-cijfers van de verschillende onderdee- len der begrooting opdat zij ieder voor zoover hen betreft, daarvan de noodzakelijkheid kunnen aantoonen en bepleiten. De heer VAN VEEN zegt het volgende Mijnheer de Voorzitter, In de eerste plaats wil ik opmerken, dat er in het Cen traal Rapport zooveel details onder het motto „Algemeene Beschouwingen" zijn besproken, dat ik mij het recht moet voorbehouden om op zulke onderwerpen bij de artikelsgewijze behandeling der begrooting terug te komen. Ik ben in het algemeen over het perspectief, dat deze begrooting opent, voldaan. De blik in de toekomst reikt echter nog niet ver, omdat de geldelijke gevolgen der annexatie zich nog niet laten overzien. We staan immers nog maar heel aan het begin en tal van werken laten zich nog niet voorzien of nog niet over zien. Onder dien algemeenen. indruk wil ik een woord van lof brengen aan Burgemeester en Wethouders voor het door hen blijkens deze begrooting aan ons voorgestelde beleid. Waar wij in deze zittingsperiode doormaken den overgang van het voormalige Breda naar groot-Breda, rust ook op

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 31