340 14 FEBRUARI 1929. Kinderbijslag. „Thans komende tot de regeling van den kinderbijslag kunnen wij U als resultaat van onze overwegingen mede- „deelen, dat wijziging der bestaande regeling ons niet „wenschelijk voorkomt. „De eenigste wijziging, die zou kunnen worden aangebracht, „is een verandering in het stelsel van den aanvang van „den bijslag. Deze begint thans bij het derde kind, bedraagt „5 7o per kind en geldt aldus uniform voor het geheele „gemeentepersoneel. Voor eenige jaren is deze uniformiteit „aangebracht door voor het politiepersoneel, dat aanvankelijk „dien bijslag vanaf het le kind genoot, de andere regeling, „n.l. vanaf het 3e kind, van toepassing te verklaren „Zoo hebben wij overwogen, of het gewenscht zou zijn „de 'rijksregeling, die een toeslag geeft van 3 vanaf het „le kind, voor deze gemeente toe te passen. Hiertoe „meenen wij niet te mogen adviseeren en wel: „le. omdat daardoor de grootere gezinnen, n.l. die met „6 en meer kinderen, in een ongunstiger positie zouden „geraken en „2e. door de meerdere kosten, welke voor de gemeente „jaarlijks aan een dergelijke regeling verbonden zouden „zijn. „Een berekening wees uit, dat deze meerdere kosten „per jaar ongeveer f 11,500,zouden bedragen. „Ook andere wijzigingen, als ten opzichte van het eindi- „gen of wel het maximum bedrag dier toeslag, meenen wij „niet te moeten voorstellen. Wethouderspensioen „Evenmin is dit het geval met het laatste der hierboven „genoemde punten, n.l. de pensiontieering der wethouders. „Het resultaat van de daaromtrent in onze commissie ge-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 340