354 14 FEBRUARI 1929. De heer SCHRAUWEN zegt, dat al staat hij op een ander standpunt dan de heer Rip pen, dit prae-advies ook hem niet voldoet, vooral niet ten opzichte van de regeling der periodieke verhoogingen. Spr. moet ook beamen, dat het georganiseerd overleg op de wijze zooals het door Burge meester en Wethouders wordt opgevat, niet tot zijn recht komt. Spr. wil echter, evenals de heer Brantjes, voor- loopig het prae-advies van Burgemeester en Wethouders aanvaarden en het voorstel-H aal m a n zou hij willen zenden naar de salariscommissie. De heer HAALMAN zegt, dat als men in aanmerking neemt, dat in de vergadering van 23 April 1926 de Salaris commissie is ingesteld en eerst nu haar rapport in behan deling komt, men dan huiverig wordt om de stukken weer terug te zenden, daar men dan minstens weer drie jaren op het prae-advies zal moeten wachten. Spr. is het eens met degenen, die hun misnoegen hebben te kennen gegeven over de werking van het georganiseerd overleg, maar hij zou toch de vraag willen stellen, hoe men zich de vaststelling der loonen en salarissen door middel van het georganiseerd overleg voorstelt. De Gemeentewet zegt, dat de Raad die vaststelt. Nu kan de Raad die bevoegdheid overdragen aan de Commissie voor het Georganiseerd Overleg hoewel Spr. onmiddellijk kan verklaren, dat hij zich daarmede niet zou kunnen vereenigen maar men moet zich niet voor steden, dat in een dergelijke commissie de beslissing over loonen en salarissen zou kunnen worden genomenzij kan alleen een leidraad geven. Wat nu de tegenwoordige loonen en salarissen aangaat, kan Spr. zich aansluiten bij de opvatting, dat deze in het algemeen genomen niet zoo slecht, maar ook niet zoo best zijn. Dit is ingezien door Burgemeester en Wethouders en door de salariscommissie en dientengevolge stellen zij enkele incidenteele wijzigingen in de salarisregeling voor; dat is evenwel geen plooien gladstrijken, maar nieuwe plooien

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 354