360 14 FEBRUARI 1929. Burgemeester en Wethouders zeggen er echter hun meening over in hun nota aan den Raad van 7 Januari 1929. Wat is nu in 't kort het resultaat van het werk? 1. Op grond van een vergelijking met 18 andere ge meenten, vindt de commissie het algemeen salarispeil vol doende. Burgemeester en Wethouders zijn dezelfde meening toegedaan. 2. Over pensioen-verhaal wordt noch door de commissie, noch door Burgemeester en Wethouders gesproken. 3. Zij zijn het niet eens over de vraag, of de periodieke salarisverhoogingen zich over 6, dan wel over 8 jaren behooren uit te strekken. 4. Zij wenschen beiden, dus zoowel de commissie als Burgemeester en Wethouders, eenige plooien in de bestaande salarisregeling glad te strijken, d. w. z. eenige verhoogingen toe te passen, ten einde onbillijkheden in de onderlinge verhouding der salarissen weg te nemen. Bij hetgeen ik over de punten 1 en 2, salarispeil en pensioenverhaal, moet opmerken, wil ik toch dit voorop stellen, dat het streven naar het wegnemen van onbillijk heden mij volkomen sympathiek is. Ongelijkheid in de waardeering toch werkt fnuikend op den werklust en den goeden geest in een ambtenaars- en werkliedencorps. Voor allen dient dus eenzelfden maatstaf te worden aan gelegd. Wat nu het salarispeil in het algemeen betreft, achten Burgemeester en Wethouders dit voldoende op grond van een vergelijking der salarissen van de verschillende groepen van ambtenaren en werklieden hier ter stede met die in 18 andere gemeenten. Zulk een vergelijking is wel het meest elementaire werk, dat men had kunnen verwachten, maar ook het belang der belastingbetalers, niet alleen van de groote, maar ook

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 360