16 JANUARI 1929. 35 liberalen huize is, moet ik er echter op aandringen, dat het eerst hulp wordt gebracht waar deze het meest noodig is, dat is aan de minst-bedeelden. Zorg voor een goede huisvesting der minstbedeelden moet dus in de eerste plaats en bovenaan het program staan. Mijn tweede conditie van medewerking aan voortgezetten arbeiderswoningbouw is, dat er een werkprogram komt en dat dus de omvang der behoefte aan woningen behoorlijk wordt vastgesteld en waar er verschillende wegen zijn om in de behoefte te voorzien ook worde vastgesteld welken weg men wenscht te bewandelen. Mijn werkprogram is dus het volgende: 1. vaststelling van het aantal slechte woningen, de nood woningen er onder begrepen, waarvoor nieuwe in de plaats moeten komen, 2. vaststelling van het aantal ongeoorloofde samenwo ningen van meerdere gezinnen, die door het bouwen van nieuwe woningen moeten worden opgeheven, 3. vaststelling van het aantal woningen voor den natuur lijken aanwas der bevolking, 4. bepaling van den omvang van den trek naar de stad. De gegevens omtrent het aantal slechte woningen en het aantal ongeoorloofde Isamenwoningen, sub 1 en 2 door mij genoemd en van de inkomsten der bewoners kunnen snel door telling verkregen worden, indien men daartoe het ver zoek tot de Gezondheidscommissie richt. Hoevee! woningen in de derde plaats noodig zijn voor den natuurlijken aanwas van de bevolking onzer gemeente, is een eenvoudig rekensommetje. En öf en in hoeverre men woningen zal bouwen om te voldoen aan den trek naar de stad is een punt, dat ten slotte bediscussieerd zal moeten worden. Maar zooveel is zeker, dat men in zeer korten tijd een juist beeld kan verkrijgen van het aantal noodige woningen en van den huurprijs in verband met de gezinsinkomsten. Dan dient bezien te worden op welke wijze de verdere

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 35