14 FEBRUARI 1929. 361 van de kleinste, vraagt om wat dieper op deze zaak in te gaan. De gemeente betaalde over 1927 aan haar personeel in vasten dienst (met uitzondering van de onderwijzers bij het O. L. O.) aan jaarwedden en weekloonen f 890,000, aan overwerk en toelage f (mij onbekend), aan kinderbijslag ad 5 van het salaris per kind, te beginnen met het derde kind en met een max. van f250, per kind f (mij onbekend), aan bijdragen voor pensioenen circa f 119,000, Te zamen in elk geval meer dan een millioen en meer dan het totaal der geraamde opbrengst der belastingen voor 1927. Waar in onze onmiddellijke omgeving zoo tal van hand en hoofdwerkers zijn, die onder vergelijkbare omstandig heden werken, is het niet alleen geoorloofd, maar billijk om na te gaan hoe de salarieering van het gemeenteperso- neel staat tot die in het particulier bedrijf of bij andere organen der overheid. En dan vindt ik b.v. het volgende voor de lagere en hoogere regionen Gemeentedienst. Particulier bedrijf, arbeider f 29,28 p. w. f 24,p. w. opperman f 31,20 p. w. f 27,26 p. w. metselaar gem. f 35,50 p. w. f 32,16 p. w. timmerman f 36,96 p. w. f 32,16 p. w. mach. bankwerker f 36,50 p. w. f 31,20 p. w. En nu voor de hoogst gesalarieerden gemeente-ontvanger f 4500,tot f 5500, ontvanger der directe belastingen enz. in overeenkomstige gemeente f 4800,— tot f 5760,—, directeur Openbare Werken f 6500,tot f 7500, hoofdzichter bedrijven of Openbare Werken en hoofdgas- meester f 3200,— tot f 3700,—, hoofdingenieur Rijks Waterstaat standplaats 2e klasse f 5280— tot f 6240—,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 361