362 14 FEBRUARI 1929. technisch ambtenaar Rijks Waterstaat standplaats 2e klasse f 1720— tot f 3840,—, directeur lichtbedrijven en waterleiding f 7500,- tot f 8500,—, president eener arrondissements rechtbank f 700">,tot f 7500,— directeur eener R. H. B. S. met minder dan 10 klassen f 5280,— tot f 6048,—, idem, met meer dan 10 klassen f 5472,tot f 6240, Hierbij wil ik opmerken, dat ik het loon voor arbeider, opperman, metselaar en timmerman, dat ik ontleende aan de landelijke collectieve arbeidsovereenkomst voor de bouw bedrijven 19281929 nog met 5 cent per uur verhoogde en daarentegen niet verminderde met de noodzakelijke premie van verzekering tegen werkeloosheid. Aldus vormt dit loon nu wel een zeer veilig gegeven voor vergelijking met hetgeen in gemeente-dienst wordt verdiend en dan blijkt eruit, dat het werklieden-personeel der gemeente al heel bijzonder bevoorrecht is boven dat in particuliere bedrijven, en ook dat de gemeente met de salarieering der hoogste posities den tel totaal kwijt is. Die bevoorrechting komt nog meer uit, als men denkt aan den vrij aanzienlijken kindertoeslag en het premievrij pensioen, dat het gemeente-personeel geniet, terwijl bij het Rijk van loon of salaris 8'/a wordt afgetrokken. Laat ik buiten beschouwing de zeer twijfelachtige waarde, die een bij uitstek hooge bezoldiging in gemeentelijken dienst heeft als middel in den loonstrijd daarbuiten, dan vraag ik mij af of het billijk is, dat de gemeente den be- staanden toestand handhaaft en dan zeg ik volmondig „neen", het is noch billijk tegenover de grootere belasting betalers, noch en wel 't allerminst tegenover de kleinere. Er is niet alleen uit dit oogpunt, maar ook bij beschou wing van den loop der kosten van levensonderhoud gedu rende een aantal jaren, aanleiding om een salarisverlaging ernstig te overwegen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 362