14 FEBRUARI 1929.
365
te voeren, waarom de behandeling zoo laat plaats vindt,
zooals de ziekte van Wethouder Pelster, die destijds
voorzitter der commissie voor georganiseerd overleg was,
en later weer de geheel nieuw ingediende voorstellen van
laatstgenoemde commissie; dit neemt evenwel niet weg,
dat ik van oordeel blijf, dat de behandeling vroeger had
kannen plaats hebben. Ik betreur dit, Mijnheer de Voorzitter,
omdat eenige ambtenaren met recht reeds in het begin van
1928 verbetering van hun salaris verwacht hadden, hetgeen
door deze late behandeling niet is kunnen geschieden.
De Commissie stelt voor om als datum van inwerking
treding 1 Januari 1928 te beschouwen. Wanneer dit rapport
tijdig was behandeld geworden, dan had dit zonder bezwaar
kunnen gebeuren. Door Burgemeester en Wethouders wordt
nu voorgesteld, de verhoogingen met 1 Juli 1928 te doen
ingaan. Ik zou mij tegen dezen datum niet willen verzetten,
doch ik meen er op te moeten wijzen, dat dit dan zal
moeten gelden voor alle verbeteringen, die uit de eventueele
aanneming van dit rapport voortvloeien.
Zooals men in het salarisrapport kan lezen, Mijnheer de
Voorzitter, heeft de Salariscommissie het niet als haar taak
beschouwd om de salarisregeling in die mate te moeten
herzien, dat daarin tot uitdrukking kwam een algeheele
verhooging of verlaging der salarissen.
Ook heeft de Commissie uitdrukkelijk uitgeschakeld de
reden, die er zou kunnen zijn om de salarissen te verhoogen
tengevolge van de annexatie. De Commissie meende, dat
dit niet haar taak was, terwijl het ook voor de Commissie
destijds niet te beoordeelen was, in welke mate de annexatie
aanleiding kon zijn om salarisverhooging voor te stellen.
De Commissie voor Georganiseerd Overleg zegt ook in haar
rapport, dat de grensuitbreiding alleen geen argument is
om tot salarisverhooging over te gaan. Ik beaam dit ten
volle, Mijnheer de Voorzitter, hetgeen evenwel niet wegneemt,
dat de vermeerdering van werkzaamheden van sommige
functionarissen, tengevolge van de annexatie, aanleiding kan