14 FEBRUARI 1929.
373
de wet de wedden vaststelt. De Raad heeft nu een advies
van de Salariscommissie, van de Commissie voor Georga
niseerd Overleg en van Burgemeester en Wethouders; hij
kan nu beslissen.
De heer VAN BUITENEN is het volkomen eens met het
prae-advies van het College; het salarispeil is hier niet te
hoog, maar ook niet te laag. Het heelt Spr. genoegen
gedaan, dat de arbeidersorganisaties, die nogal eens den
naam hebben, het onderste uit de kan te willen hebben,
den moed hadden te erkennen, dat het tegenwoordige loon
behoorlijk is.
Spr. had verwacht, dat op het door den heer Haaiman
aanhalen van Katholieke loontheorieën een heftige critiek
op de hier gevolgde loonpolitiek zou volgen, doch dat is
niet gebeurd. Ook dezerzijds wordt, uit den aard der zaak,
kennis genomen van de loontheorieën der Katholieke soci
ologen. Waar de heer Haaiman er op wijst, dat in het
stelsel der door hem aangehaalde sociologen, de kindertoe
slag geen deel van het loon mag vormen, merkt Spr. op,
dat dan bedoeld is het loon, voor zoover dit berekend is
naar een gemiddeld gezin, als absoluut familieloon. Bij
meer kinderen is in dat ste'sel wel plaats voor kindertoeslag.
Er is critiek uitgeoefend op de werking van het georgani
seerd overleg. Wanneer Burgemeester en Wethouders terstond
zouden zijn meegegaan met het advies van de Commissie
voor het Georganiseerd Overleg, dan zou dat niet juist ge
weest zijn, omdat zij de meening van den Raad niet kenden
over het algemeen salarispeil. Spr. zou het daarom wen-
schelijk vinden, dat de Raad zich eerst daarover uitsprak.
De Commissie voor Georganiseerd Overleg moest volgens
Spr. toch weten, dat z j monnikenwerk verrichtte, door aldus
een algeheele salarisherziening aanhangig te maken, daar
Burgemeester en Wethouders niet wisten, hoe de Raad
daarover dacht.