16 JANUARI 1929. 37 niet uit hun nood een onwaardig argument voor annexatie was gesmeed. Na de actie, die mijn partijgenoot, de heer Z ij 1 m a n s, en ik nu reeds een aantal jaren hebben gevoerd voor een reëele exploitatie van den Belcrumpolder, een voor een gemeente van ons vermogen bij uitstek belangrijke onder neming, begroet ik dankbaar het licht, dat zal schijnen in den vorm van een accountantsrapport. Burgemeester en Wethouders zeggen ervan: „Dit rapport „stemt niet tot pessimisme, al dient ook in de toekomst „voorzichtigheid bij de exploitatie te worden betracht; veel „zal afhangen van het tempo, waarin de bebouwing zal ge schieden". Aan dit résumé heeft de Raad, hoe veelzeggend het ook moge zijn, niet voldoende en ik doe daarom het voorstel, dat het rapport zelf direct ter lezing voor den Raad zal worden neergelegd, opdat deze zich een oordeel kan vormen in afwachting van een voorstel tot instelling van een grond bedrijf, dat Burgemeester en Wethouders in uitzicht stellen. Indien Uw College dit voorstel tot directe tervisielegging van het accountantsrapport niet kan overnemen, dan verzoek ik U, Mijnheer de Voorzitter, om dit in omvraag en stem ming te brengen. Wanneer ik de nota van Burgemeester en Wethouders verder op den voet volg, dan is er nog een werk van groot gewicht, dat ik wensch te besprekenden door U aange- kondigden parallelweg met de Ginnekenstraat ter ontlasting van het verkeer. Ik heb bij het voorloopig verslag opgemerkt, dat het oude tracé: MarktHalstraatKerkstraatVan Coothplein met amoveering van een klein gedeelte der Lange Stallen mi] doelmatiger voorkomt dan Uw tracé tusschen Lange Stallen en Chassé-kazerne en wel omdat laatstgenoemd tracé niet gericht is op het centrum der stad en ook een doodsche straat zal vormen, die door het verkeer niet gezocht zal worden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 37