16 JANUARI 1929.
41
Hoe het College daaruit, kan distilleeren, dat Burgemeester
en Wethouders het recht hebben en dat in het bijzonder
U en de Commissaris van Politie het recht hebben zelf
standig te bepalen hoeveel staangeld er moet worden betaald
en, in het algemeen, welke de voorwaarden zijn, waarop
het aan taxi-chauffeurs is vergund om standplaatsen in onze
gemeente in te nemen, zou mij een raadsel zijn, als ik in
den korten tijd, dat ik hier zit, reeds niet voldoende geleerd
had hoe gemakkelijk de Voorzitter over dergelijke wets
bepalingen heenloopt. Zoolang U niet kan aantoonen
en dat kan U niet dat Burgemeester en Wethouders
het recht hebben deze voorwaarden aan de taxi-chauffeurs
op te leggen, behooren deze voorwaarden aan den Raad
ter goedkeuring te worden voorgelegd. Waar wij nu wel
voldoende weten, dat Burgemeester en Wethouders, en
althans de Burgemeester, daar niets van moeten hebben,
zullen wij den Raad in de gelegenheid stellen zich hierover
uit te spreken door het stellen van de volgende motie:
„De Raad, van oordeel, dat, in overeenstemming met
„de bepalingen van de Gemeentewet, de voorwaarden,
„waarop het aan taxi-chauffeurs is vergund in onze Ge
beente standplaatsen in te nemen, door den Gemeente-
bad behooren te worden vastgesteld, noodigt Burge-
meester en Wethouders uit, de nieuwe voorwaarden,
„ingaande Mei 1929, ter goedkeuring aan den Raad voor
„te leggen."
In de wel zeer korte toelichting van Burgemeester en
Wethouders bij de begrooting wordt o.m. gezegd, dat het
instellen van een uitgebreid onderzoek naar de woning
behoefte, mede in verband met de samenstelling der gezinnen,
zal geschieden, wanneer in de duidelijke behoefte aan wo
ningen eenigermate is voorzien. Dit is op zich zelf al een
groote vooruitgang bij verleden jaar vergeleken, toen ons
voorstel tot het houden van een nieuwe woningtelling moest
worden verworpen. Toen was deze telling totaal overbodig
en bovendien nog veel te duur. In gewoon Hollandsch