42 16 JANUARI 1929.
overgezet staat er naar onze meening, dat Burgemeester en aa
Wethouders een woningtelling niet eerder noodig achten da
dan nadat er eerst een groot aantal woningen zal zijn nu
gebouwd. Immers eerst dan zal in de behoefte eenigermate te\
zijn voorzien. Wij hebben hierover nog steeds een andere de
meening, n.l. deze, dat deze telling noodig is om ons als ge
Raad het cijfermateriaal te verschaffen, dat ons bij de be- de
oordeeling van wat er ten opzichte van de volkshuisvesting in
moet geschieden nu ten eenenmale ontbreekt. In
Daarnaast vinden wij nu in het gedrukte verslag van de W
Gemeente Breda over 1927 wat het vorig jaar reeds door en
ons uit dit verslag was medegedeeld, maar aan Burgemeester I re:
en Wethouders zelf toen niet bekend was, n.l. dit: (Verslag
Bouwpolitie en Volkshuisvesting, bldz. 7.) W
„De gebruikelijke driemaandelijksche staat, aangevende va
„een globaal overzicht van het woningtekort, werd aan
„Burgemeester en Wethouders niet ingezonden. no
„Dit was in verband met de grensuitbreiding niet mogelijk, W(
„aangezien zelfs niet bij benadering het aantal woningen 9
„was op te geven. on
„Wanneer te zijner tijd een woningtelling zal hebben
„plaats gehad, kan wederom bedoelde staat aan het College
„voornoemd worden ingezonden."
Hier blijkt toch zeer duidelijk uit, dat deze dienst niet
eerder in staat zal zijn ons het statistisch materiaal te ver
schaffen dan nadat er een telling is gehouden. ve
En hoewel wij dus eenerzijds constateeren, dat de houding *'i'
van Burgemeester en Wethouders niet meer zoo afwijzend
is als verleden jaar, moeten wij anderzijds vaststellen, dat I
de bovengenoemde passage in de toelichting bij de be
grooting ons veel te vaag is en wij de meening hebben, i P'
dat tijdens dit begrootingsjaar de woningtelling moet worden U
gehouden. Een voorstel hiertoe zal door ons worden inge- W(
diend.
Burgemeester en Wethouders zeggen in hun toelichting er
bij de begrooting, dat zij ernstig trachten het speciale tekort