7 MAART 1929. 433
opkomen, dat dit voorstel zoo geruimen tijd niet op de lees
kamer aanwezig was; dat mag met voorstellen van zooveel
importantie niet gebeuren.
Het spijt Spr. te moeten constateeren, dat niet meer ge
bouwd wordt in overeenstemming met de werkelijke behoefte
d.w.z. voor het groote getal minder goed gesitueerde arbei
dersgezinnen, die nu in slechte, vochtige en donkere woningen
gehuisvest zijn.
Spr. heeft met verwondering gelezen de platonische ver
klaring in de toelichting van Burgemeester en Wethouders,
dat zij naar terrein voor die categorie van woningen uitzien,
want hij vraagt zich af, welk terrein daarvoor dan wèl ge
schikt is, als dit goedkoope terrein bij de Dijklaan het
niet is.
Spr. dringt er op aan om bij het bouwen meer rekening
te houden met den geest der Woningwet.
Wat het plan zelf betreft, moet het hem van het hart,
dat het meerendeel der woningen, namelijk type C, zeer
ondoelmatig is: woonkamers van 3.85 X 4 M. met nog
twee afschuiningen zijn hokkerig, wat wel blijkt als men
daarin het noodzakelijk meubilair projecteert, de toegang
der privaten vanaf het bordes der zoldertrap is ondoelmatig
en onhygiënisch, de bruikbaarheid der zolderverdieping is
opgeofferd aan de architectuur.
Hij heeft dit laatste reeds bij een vorige gelegenheid met
een doorsnede-teekening toegelicht, maar het schijnt aan
een doovemans deur te zijn geklopt.
Wat de huren betreft, herhaalt hij, wat hij reeds ettelijke
malen heeft gezegd:
ten eerste, dat de aflossing van den grond niet in de
exploitatie-begrooting mag voorkomen, omdat de gemeente
eigenaresse van dien grond blijft en van waarde-verminde-
ring geen sprake is;
ten tweede, dat de kosten van bestrating en rioleering
der wegen niet op dezen bouw mogen drukken, immers
het zijn niet anders dan openbare wegen en het is niet