7 MAART 1929.
441
tot dusver niets daaromtrent vernomen. Hij acht het billijk,
dat aan hen, die kunnen aantoonen, dat zij „uitgevroren
verbruikers" aan water geholpen hebben, na afloop van dit
kwartaal niet meer in rekening wordt gebracht dan 10 M3.
water.
De VOORZITTER deelt den heer Van Houten mede,
dat hem dezer dagen een antwoord op zijn vragen zal be
reiken.
2. De heer ME1JVIS vraagt in de eerste plaats, hoe de
verdeeling van de opbrengst der collecte voor den alge-
meenen arme, gehouden door den Armenraad, is geschied.
In de tweede plaats wijst Spr. op het gevaar, dat de over
hellende schansmuur bij het Gasthuis aan de Leuvenaar
straat oplevert.
De VOORZITTER antwoordt, dat de collecte, gehouden
door den Armenraad, effectvol werk heeft opgeleverd; de
verdeeling van de opbrengst is naar billijkheid geschied;
een en ander in overleg met de in aanmerking komende
vereenigingen en instituten. Spr. neemt deze gelegenheid te
baat om de dames- en heeren-collectanten dank te zeggen
voor hun bemoeiingen.
De tweede opmerking van den heer Me ij vis beveelt
Spr. in de aandacht van Wethouder Van Mierlo aan.
3. De heer ESBACH vraagt, hoe het staat met het her
stellen van de brug over het z.g. Verlaat.
De VOORZITTER antwoordt, dat die aangelegenheid ge
zamenlijk met het Waterschap „Boeimeer" tot een goed
einde wordt gebracht.
4. De heer HAALMAN herinnert aan zijn verzoek om