44 16 JANUARI 1929. Burgemeester en Wethouders verplicht zijn na te gaan, welke woningen ongeschikt ter bewoning zijn. Verlenging van ontruimingstermijnen werd niet aange vraagd. (Het gaat blijkbaar zonder vergunning tot verlen ging evengoed.) Ontruiming en sluiting van onbewoonbaar verklaarde woningen vond niet plaats. Gronden in het belang der volkshuisvesting werden niet aangekocht. Ziedaar het beeld, dat de verslaggever ons geeft van 1927. In tegenstelling met Burgemeester en Wethouders, zijn wij dan ook van meening, dat er in Breda geen ernstig werk van wordt gemaakt om zoo spoedig mogelijk van het woningtekort verlost te worden, maar dat het meer lijkt op een sabotage dan op een uitvoering van de Woningwet. Wij hebben dan ook redenen gezien om ons beklag bij den Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid in te dienen en dit op grond van Art. 37 der Woningwet optreden der Regeering gevraagd. In een onderhoud met den Minister van Arbeid en den heer Lietaert Peerbolte, Directeur-Generaal van de Volksgezondheid hebben wij onze bezwaren tegen den hier gevolgden gang van zaken naar voren gebracht en wij hopen, dat het er mede toe zal bijdiagen, dat de Raad niet langer zijn kracht zal zoeken in het verwerpen van onze voorstellen, maar bereid zal zijn forsche maatregelen tot verbetering van de Volkshuisvesting te nemen. Alleen op die wijze kan er voor gezorgd worden, dat er niet links en rechts straatjes als de Vestingstraat, worden ge maakt, maar dat er ten slotte een geheel ontstaat, dat van durf en ruim inzicht en van sociaal gevoel getuigt. Duizenden guldens worden jaar op jaar uitgegeven om hetgeen ons als oude en schoone bouwkunst is nagelaten, voor het nageslacht te bewaren. Laten wij er dan ook niet voor terugdeinzen om, desnoods ten koste van veel geld, te zorgen, dat er nieuwe arbeiderswijken ontstaan, waarin

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 44