16 JANUARI 1929.
47
Burgerwacht aan een verbond tegen de Socialisten. Daar
voor worden de Burgerwachten op den dag des yeeren
geoefend in het hanteeren van geweren en ander moordtuig;
ziet men daarin dus wapenen tegen ons.
Dat zij er moeten zijn om orde en gezag te handhaven
is daarom reeds onjuist, omdat daarvoor gezorgd wordt
door politie van Gemeente en Rijk.
En als er één gemeente in ons land is, waar die aange
wezen machten tot handhaving der orde in overvloedige
massa aanwezig zijn, dan is het zeker Breda. Wij hebben
hier toch een uitgebreid politiecorps, waaronder inspec
teurs, die zoo dapper zijn om aan onze jongens en
meisjes het zingen te verbieden. Daarnaast hebben wij
hier nog militaire politie en maréchaussée's. Voor reserve,
wanneer de paar honderd socialisten inderdaad de orde
eens zouden willen verstoren, beschikken wij hier nog over
drie kazernes met soldaten, voorzien van alle moderne
middelen om ons op de meest snelle en afdoende wijze
naar de andere wereld te helpen. En ten slotte is er nog
de Militaire Academie, bevolkt met jonge menschen, die
gaarne bereid zullen zijn om de geleerde theorie in practijk
om te zetten.
Heele batterijen veldartillerie en machinegeweren, een
heel corps officieren staan klaar om ons, indien wij de
orde verstoren, zooal niet gelukkig, dan toch zalig te maken.
Dat boven al deze officieel aangewezen instituten en
machten tot handhaving van orde en gezag in Breda ook
nog een Burgerwacht moet bestaan en althans zóó noodig
is, dat wij er ieder jaar 500 gulden subsidie aan moeten
geven, zal toch niemand in ernst kunnen volhouden. Zijn
er ingezetenen, die Burgerwachtje willen spelen, wij zullen
hen niet hinderen, noch het zingen verbieden. Voor ons
1S de vraag alleen, of het noodzakelijk is, dat wij er als
gemeente geld aan moeten gevenen dat ontkennen wij
ten sterkste.
Daar komt nog bij, dat wanneer de wetten door anderen