12 APRIL 1929.
483
een gunstigen voedingsbodem moet vinden. En vóór alles
moet dit voorkomen worden. Daarvoor dient, aldus Pater
Lamfers, gewaakt: „De fabrieksjeugd mag niet worden
meegetroond door de utopieën van het socialisme".
„Zoo jong als ze zijn wordt de belangstelling dier meisjes
„reeds gevraagd voor lotsverbetering, worden haar het
„karige loon, de harde arbeidsdwang, het geminachte beroep,
„de maatschappelijke achterstand als misstanden in het
„idealistisch hart gedreven, worden ze bewust gemaakt van
„hetgeen haar ontbreekt aan comfort en genotsbevrediging."
Hier komt de aap dus aardig uit de mouw.
De fabrieksarbeid is wel funest enz., enz., maar
ontevreden mogen zij niet worden en voor alles niet bewust
van het misdadige, dat aan de kinderen van de arbeiders
wordt misdreven. Zij mogen niet weten, dat „arbeid koop
waar is" tegen zooveel centen per uur. Berusting in hun
lot te prediken, blijkt dus het doel te zijn van de R. K.
Priesters, die zich met de R. K. rijpere jeugd bemoeien.
„Wij kunnen niet alleen ageeren tegen den fabrieksarbeid",
zegt Pater Lamers, hoewel hij eerst zegt, „dat hier
misdreven wordt tegen Gods Wil en Wet", Er moet dus
een compromis gesloten worden tusschen Gods Wil en Wet
en de ondernemers, die den arbeid van de meisjes noodig
hebben om tot behoorlijke winsten te komen en die deze
waar tegen zooveel centen per uur niet willen ontbeeren.
(Nog gisteren kon men in de Bredasche Courant lezen, dat
de „Hero" een winst maakte van f368.000,Die winst nu
is voor een niet gering deel gehaald uit het geestdoodende
werk dier meisjes.)
Wij, socialisten, willen nu juist wèl, dat de arbeiders in
het algemeen en dus ook de fabrieksmeisjes, zich bewust
en goed bewust worden van de waarheden, die Pater
Lamers op zoo scherpe en duidelijke wijze naar voren
heeft gebracht. Wij willen juist, dat zij zich niet langer
tevreden zullen stellen met hetgeen de ondernemers als
„prijs" voor de „waar" fabrieksarbeid aan de fabrieksarbei-