12 APRIL 1929.
491
testeeren tegen de minderwaardige wijze, waarop de heer
Rippen heeft gemeend dit voorstel te moeten bestrijden.
De VOORZITTER constateert, dat eigenlijk geen der
Sprekers de argumentatie van het prae-advies van Burge
meester en Wethouders heeft aangetast. Spr. wil den heer
Rippen niet volgen op den weg, dien deze heeft ingesla
gen: vakvereenigingszaken en propaganda behandelt men
elders dan in den gemeenteraad. Hij wil alleen opmerken,
dat de heer Rippen ten onrechte uit de stukken heeft
gedistilleerd, dat het E. K.-werk zich ten doel stelt, de
ontevredenheid over maatschappelijke toestanden weg te
nemenhet is de ontevredenheid des harten, die moet
worden weggenomen, daar zij niet bevorderlijk kan zijn aan
het ware geluk. Dit sluit evenwel niet in, dat alles moet
worden goedgekeurd wat op maatschappelijk gebied bestaat;
er wordt daar den meisjes geen slaafschheid bijgebracht,
maar gevoel van eigenwaarde, zonder overmoed. De E. K.
Huizen werken dus zeer beschavend. En dit kan Spr.
uit eigen ervaring verklaren het zijn juist de meer be
schaafden, die de beste krachten van de vakorganisatie zijn.
Meer zal Spr. er niet van zeggen; door de heeren Kroone
en Van Mierlo zijn de verdiensten van het E. K.-werk
al voldoende in het licht gesteld. Spr. verzoekt den leden
van dupliek af te zien.
De heer RIPPEN wil toch even opmerken, dat de heer
Van Mierlo Spr. en de zijnen nogal eens van lagere
motieven beticht; nu weer van het maken van verkiezings
reclame. De heer Van Mierlo schijnt zich niet te kunnen
indenken, dat men een dergelijk betoog kan houden zonder
dat daaraan de een of andere bijbedoeling ten grondslag
ligt. De heer Van Mierlo heeft gezegd, dat Spr. in het
E. K.-werk alleen ziet een machtsmiddel van de R. K. Kerk
en haar priesters; Spr. zou daaraan nog willen toevoegen,
dat bedoeld werk ook nog een politieken inslag heeft; de