492 12 APRIL 1929. meisjes moeten n.l. ook als kiezeressen bewaard blijven voor de R. K. Staatspartij. Spr. vindt de opmerking van den heer Van Oosterum zeer naïf; immers, het is zeer logisch, dat Spr. en zijn fractie-genooten niet met dit voorstel kunnen medegaan; de heer Van Oosterum zou toch ook niet stemmen voor het verleenen van een subsidie aan een vereeniging of instelling, welke de bestrijding van het Katholicisme ten doel had. Tegenover de opmerking van den Voorzitter, dat de ar gumentatie van Burgemeester en Wethouders niet is aange tast, voert Spr. aan, dat de belanghebbende industrieën in verhouding tot de Kwatta-fabriek niet genoeg bijdragen in de kosten van het E. K.-werk; droeg ieder daarin naar verhouding bij, dan zou er geen aanleiding zijn om aan de gemeente subsidie te vragen. Den heer Schrauwen antwoordt Spr., dat het feit, dat de Socialisten principieel anders staan tegenover jeugd- en vrouwenarbeid dan de Katholieken, geen reden mag zijn om hen te verwijten, dat zij tegen dit voorstel zijn. Niemand met gezond verstand kan eischen, dat zij stemmen voor het toekennen van een subsidie aan een instituut, dat vierkant tegen hun belangen en gevoelens ingaat. De heer KROONE geeft den heer Rippen toe, dat er in vele fabrieken wantoestanden heerschen, maar als het E. K.-werk er niet was, zouden die toestanden dezelfde blijven. De heer Rippen bekijkt de zaak alleen van de schaduwzijde; de lichtzijde ziet hij daardoor over het hoofd. Van het E. K.-werk gaat inderdaad een verheffende invloed uit; de zedelijke en godsdienstige gevoelens van het fabrieks meisje worden erdoor verhoogd. De heer VAN VEEN wenscht nog op te merken, dat men zich in en buiten den Raad verwonderen zal over de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 492