12 APRIL 1929 493 wijze, waarop bij dit voorstel door de overzijde gevochten is voor het politieke bezit van het kind, zonder zich af te vragen, of de f 500,in kwestie aan zijn verheffing goed zijn besteed. Dat is inderdaad beneden alles. Spr. weet we', dat in sommige kringen de liberaal nog scherper wordt bestreden dan de socialist, maar als hij zich verplaatst in de arme gezinnen van boerenarbeiders, waar het parool voor de niet meer leerplichtige kinderen is: öf werken bij den boer lange dagen voor een klein loon, öf naar de fabriek, en hij dan ziet hoe een hand zich hier in Breda beschermend uitstrekt over honderden jeugdige fa brieksarbeidsters, die uit die kringen voortkomen, dan spreekt zijn hart alleen voor vrijgevigheid en zwijgt de politiek. Daarom wil Spr. ook gaarne een voorstel voor een hoogere subsidie steunen. De heer VAN NOORT is van meening, dat, als men, afgezien van al het andere, slechts naar het nut ziet, dat voor het fabrieksmeisje aan de E. K. Huizen is verbonden, men voor dit voorstel moet stemmen, ja zelfs voor het toe kennen van een hooger subsidie-bedrag. De kwestie van de vacantie-dagen, door den heer Rip pen te berde gebracht, behoort niet bij den Raad thuis, maar bij de vakorganisatie. De VOORZITTER zegt, dat men zich bij deze aange legenheid niet vooral moet afvragen, of de belanghebbende industrieën wel genoeg bijdragenhet gaat er hier om, een maatschappelijk werk van groot nut te steunen. Om de particuliere hulp geen aanleiding te geven zich min of meer terug te trekken, hebben Burgemeester en Wethouders voor gesteld, niet meer dan f 500,subsidie te verleenen. Als de heer Rip pen consequent zou willen zijn, dan zou hij ook moeten stemmen tegen het toekennen van subsidie aan R. K- ontwikkelingscursussen, In dit verband wijst Spr. op

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 493