496 12 APRIL 1929. „Gaat men na hoe bij deze opstelling de eindrekening „eruit zal zien dan geeft deze voor 1928 het volgende beeld: „het rijkssubsidie zal over dat jaar waarschijnlijk bedragen „f 84,800,het aantal leerlingen was op 1 Januari 1928 „147, waarvan uit Breda 103. „De subsidie zal dus ongeveer groot zijn: 103 X 15% L47 „van f 84.800,is f 8.912,59. „Over 1929 is de rijkssubsidie eveneens nog niet bekend, „Zij wordt door de Stichting begroot op f 80,660,15% „van dit bedrag is f 12,099,—, dit bedrag vermenigvuldigt „met bovenbedoelde breuk, berekend naar 1 Januari 1929 „zou geven een subsidie van 98 X f 12,099,is f8,782,76. 135 „Indien de gemeente deze bedragen aan de stichting uit keert, dan blijft voor deze over elk van beide jaren nog „een tekort van rond f 8000,te dekken. „Het spreekt vanzelf, dat het bij deze wijze van subsi- „dieeren moeilijk te zeggen valt, tot welk bedrag de bijdrage „in de toekomst zal kunnen oploopen. „Het komt ons daarom gewenscht voor de lasten, die „voor de gemeente uit deze regeling kunnen voortvloeien, „te beperken door een tweevoudige maximumbepaling. „Ten eerste zal het subsidie der gemeente zijn maximum „vinden in het tekort der exploitatierekening, dat er in „eenig jaar zal zijn. „Ten tweede zal het subsidie der gemeente niet hooger „kunnen oploopen dan tot f 10,000, „De werkelijke grootte der uitkeering zal elk jaar slechts „kunnen worden vastgesteld als het rijkssubsidie definitief „is bepaald. Deze definitieve vaststelling kan dikwijls lang „op zich doen wachten. Wij stellen daarom voor, de be dragen kwartaalsgewijs bij voorschot uit te keeren naar „den subsidiepost op de gemeentebegrooting, die op zijn „beurt weer gebaseerd is op de exploitatiebegrooting van „het Lyceum. Mocht de begrootingspost te hoog geraamd

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 496