16 JANUARI 1929. 49 wen, dat die overwinning zal kunnen worden behaald en kan worden voltrokken langs de wegen der democratie en wij wenschen, dat die overwinning zal worden behaald en zal worden verwezenlijkt met de middelen en langs de wegen der democratie. Maar hoe, als die middelen ons nu eens worden ont nomen? Hoe als die wegen der democratie voor ons worden afgesloten of onbegaanbaar worden gemaakt? Hoe, als de tegenstanders van het socialisme ons met geweld tegemoet treden? Denkt gij, dat wij dan als bloode jongens zullen afzien van ons doel? Denkt gij, dat wij dat streven naar ons doel, dat voor ons het gehoorzamen aan een hoog zedelijk gebod is, zullen verzaken? Wij hopen van harte, dat wij het geweld niet op onzen weg zullen ontmoeten. Maar, als men het gebruikt om een zaak te treffen, een zaak te vernietigen, die voor ons is een heilige zaak, dan wijken wij niet. Wil men geweld voorkomen, dan richte men zijn woorden niet tot ons, wij hebben die vermaning niet noodig. Dan richte men zijn woorden tot de meer en meer driest wor dende fascistische elementen in de burgerlijke klasse en in de burgerlijke partijen, dan richte men zijn waarschuwende woorden tot diegenen in de kapitalistische klasse en die helaas ook onder de jonge burgerlijke intellectueelen voor komen, die klaarblijkelijk in hun intellect geen voldoende vertrouwen meer hebben, die naar wapengeweld dorsten. Dan richte men zijn woorden tot de fascistische en semi- fascistische elementen, die met geweld dreigen en geweld beramen. Men denke er ook eens goed over na, hoe uiterst gevaarlijk het is, dat men met vrijwilligen landstorm en burgerwachten het eene volksdeel tegen het andere opzet. Dit moet noodzakelijk tot versterking van de span ning en ten slotte tot bloedige botsingen leiden. Het gevaar, waarvoor men is bevreesd, is daar en niet bij de socialistische arbeidersklasse,"

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 49