12 APRIL 1929. 503 De VOORZITTER zegt, dat aan de opmerking van den heer Meijvis de noodige aandacht zal worden geschonken. Zonder verdere opmerkingen wordt daarop overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. 39. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders, op het beroepschrift van G. Schoenmakers tegen de wei gering eener bouwvergunning, luidende als volgt: „Om prae-advies stelde Uwe vergadering in onze handen „het hierbij teruggaand beroepschrift van G. Schoen makers, tegen ons besluit van 9 Januari 1929, no. 1/80, „waarbij aan adressant, naar aanleiding van een desbetref- Jende vraag is medegedeeld, dat aan hem geen ontheffing „van artikel 12bis der Bouwverordening zal worden verleend, „voor het bouwen van een boerderij aan het Liniestraatje, „en dat een door hem eventueel in te dienen aanvrage om „een bouwvergunning daarvoor zal worden geweigerd. „Van dit besluit komt adressant in beroepeen aanvrage „om een bouwvergunning, welke voldeed aan de voor schriften vervat in artikel 105 der Bouwverordening, is door „adressant nimmer bij ons College ingediend. „Ter toelichting van onze afwijzende houding doen wij „U het volgende opmerken. „De bedoeling van artikel 12bis der Bouwverordening is „tegen te gaan, dat in de toekomst gebouwd wordt aan •„onverharde wegen. „De ontheffingen van artikel 12bis maken het mogelijk „om op buiten de kom der gemeente gelegen plaatsen een „boerderij of villa te bouwen. Dit behoeft niet te worden „tegengegaan, omdat voor dergelijke gebouwen de ligging „aan een onverharden weg geen bezwaar behoeft te zijn. „Met het Liniestraatje staat de zaak anders. Dit is een „straat, welke, werd er ontheffing voor verleend, al heel „spoedig met boerderijen (hovenierderijen) zou zijn volge-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 503