532 13 MEI 1929. 23. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, om voor het cursusjaar 1929/1930 te benoemen tot leeraar in de metaalbewerking aan de Ambachtsschool C. A. van Does burg te Tiel. De heer VAN BEDAF meent uit dit voorstel te mogen concludeeren, dat bij gebleken geschiktheid deze tijdelijke benoeming in een vaste zal worden omgezet. De VOORZITTER antwoordt, dat men dit op het oogen- blik nog niet kan zeggen. De heer VAN BEDAF vraagt, of de heer R. de Vries, die bij de laatste sollicitatie voor leeraar in vuur- en plaat werken als no. 3 op de voordracht was geplaatst, niet is aangezocht voor deze functie. De VOORZITTER zegt, dat Van Doesburg de meest geschikte candidaat voor deze betrekking is bevonden. Hij is bij de Commissie wel bekend en de Raad kan zich hem herinneren van een vorige voordracht. Goede krachten voor dergelijke onvolledige functies zijn niet altijd gemak kelijk te vinden. De heer Van Doesburg nu is zeer gaarne daartoe bereid, daar ze hem de gelegenheid biedt zijn studiën te voltooien. De heer VAN BEDAF merkt op, dat de heer De Vries waarschijnlijk ook wel bereid zou zijn geweest de functie te aanvaarden, ook al met het oog op een eventueele vaste benoeming. De heer VAN BUITENEN is van meening, dat, waar het hier geen volledige functie betreft, een ongehuwde als Van Doesburg haar beter kan bekleeden dan De Vries, die naar Spr. meent gehuwd is. Bovendien is Van Doesburg bij het vergelijkend onderzoek het meest geschikt bevonden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 532