13 MEI 1929.
537
aan de eischen; de uitkeering is te laag en te kort. De
bewering, dat zulks een prikkel zou zijn om werk te zoeken,
gaat niet op. Spr. apprecieert dit voorstel als een kleine
stap in de goede richting, maar hij blijft aandringen op
uitkeering van 100 °/0 en verhooging van den kindertoeslag.
De heer KROONE zegt, dat de heer Meijvis volkomen
juist heeft opgemerkt, dat destijds zijn voorstel om de uit
keering op 100 °/o te brengen is verworpen. Dit is evenwel
niet gebeurd, omdat 100 te veel zou zijn, maar omdat
men rekening moet houden met de hier geldende loonen,
welke over het algemeen niet hoog zijn; de steunbedragen
zouden er dan bovenuit gaan. Het is dan ook beter mo
menteel niet hooger te gaan dan 90 Als de loonen hier
op hooger peil komen, dan is Spr. het met den heer
Meijvis eens, dat ook de steunbedragen verhoogd moeten
worden.
De heer RIPPEN wijst er den heer Kroone op, dat de
uitkeering volgens de reglementen der werkloozenkassen
niet meer mag bedragen dan 70 van het loon; het gevaar,
dat de steunbedragen boven de loonen uit zouden gaan,
bestaat dus niet. Spr. is het met zijn partijgenoot Meijvis
eens, dat, als een voorstel van socialistische zijde wordt
gedaan, het wordt afgewimpeld, maar als het anderhalf jaar
later van andere zijde wordt ingediend, het dan wordt over
genomen; hij komt dan ook tot dezelfde conclusie als de
heer Meijvis. Spr. zou den heer Kroon e, die meer suc
ces heeft dan hij en zijn fractiegenooten, willen verzoeken
een poging te doen om tot een algeheele herziening der
steunregeling te geraken.
De heer VAN BUITENEN is er verwonderd over, dat dit
eenvoudige voorstel zooveel stof opwaait en er zelfs politiek
bijgehaald wordt. Men zou daaruit afleiden, dat het den