556 13 MEI 1929. op den hoek van het Nonnenveld en den ontworpen hoofd verkeersweg langs de Lange Stallenkazerne, welke weg zal dienen ter ontlasting van de Ginnekenstraat. Daarom is voor mij de vraag, staat het vast, dat die weg er komen zal en, zoo ja, wanneer en welke voorwaarden zal de ge meente tegenover het Rijk moeten aanvaarden. Het gaat toch niet aan, dat er zonder die zekerheid in die omgeving een vrij kostbaar gebouw wordt gesticht. Er is nog een andere vraag, die ik van evenveel gewicht acht in verband met het betrekkelijk geringe grondbezit der gemeente in de binnenstad. Kan de vereeniging van het Rijk niet krijgen een klein stukje van het zeer groote Chassé-terrein, bijv. op den hoek van de Nassausingel en de Vierwindenstraat? Of op den hoek van de ontworpen hoofdverkeersweg over dat excercitie-terrein aan de Kloos terlaan of aan den Nassausingel? Het wil mij voorkomen, dat de plaatsing van een tehuis op een dier punten met uitzicht op den Wilhelminasingel wel overweging zou verdienen. Het College moet mij ten goede houden, dat ik die vragen eerst nu stel, omdat wij ons in de vorige vergadering niet hebben kunnen voorbe reiden. De heer ESBACH verklaart zich met den voorgestelden verkoop van dezen grond te kunnen vereenigen met het oog op het goede doel, waarvoor het daarop te stichten gebouw bestemd is. De heer VAN MIERLO antwoordt den heer M e ij v i s, dat in verband met de hygiëne, waarvoor de heer Me ij vis zooveel zorg toont, één stortplaats toch in elk geval beter is dan twee. Daarbij komt nog, dat de heer Me ij vis vroeger heeft verzocht om meer stortplaatsen voor vuil in de binnenstad; nu zij er zijn, is het ook weer niet goed. Wat de vragen van den heer Van Veen betreft, kan Spr. daarop antwoorden, dat, als de betrokken Vereeniging

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 556