16 JANUARI 1929. 55 De heer KROONE houdt de volgende rede: Mijnheer de Voorzitter, Het komt mij gewenscht voor, nu er ruim een zittingsjaar van het tegenwoordige College van Burgemeester en Wet houders is verstreken, om eens na te gaan wat er al zoo in den verstreken tijd is tot stand gebracht. We hebben zoo vaak in het afgeloopen zittingsjaar van de zijde der Sociaal-Democraten zooeven nog van den heer Gruijs moeten hooren, dat het College, zoowel als de Katholieke Raadsfractie, niet aan haar beloften vol deed, welke zij aan de kiezers destijds hadden voorgehouden. Ik weet wel, dat, ondanks alles men toch aan de overzijde aanmerkingen zal maken, en toch met dingen zal' komen aandragen, welke nog om oplossing vragen, en dat er al veel meer moest zijn geschied. Ik vrees echter die critiek niet, daar iemand, die de zaken nuchter beschouwt, zal moeten toegeven, dat alles niet in eens kan geschieden. Het College zoowel als de Katholieke fractie blijven echter paraat, en zullen niet nalaten alles te doen wat in het algemeen belang noodig is. En als wij dan eens nagaan wat er gedurende den zittings duur van het tegenwoordige College reeds is tot stand ge bracht, dan meen ik, dat een verwijt alsof men te kort is geschoten, in strijd is met de werkelijkheid. Ik kan me indenken, dat er verschillend over kan worden gedacht en dat de een zaken urgent acht, welke de ander minder urgent acht, doch als men de zaken los van partij- propaganda zakelijk wil bezien, zal men toch moeilijk kunnen volhouden, dat men te kort is geschoten. Het is als oppositie-partij altijd gemakkelijk verder te willen gaan als wordt voorgesteld. Het bekende schepje er op, moet heel dikwijls dienst doen om toch maar te laten uitkomen, dat men het beter zou gedaan hebben. Partij-propaganda is daaraan dan meest niet vreemd. Hetzelfde echter, hetgeen ook hier dikwijls door de partijen, die in de oppositie zijn, wordt toegepast, wordt elders

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 55