562 13 MEI 1929. „laatstgenoemde verplicht jaarlijks f 3500,te betalen, „(waarvan f 500,werd afgedragen aan Ginneken) terwijl „aan het Gemeentebestuur zeggingschap was verleend over „loop der lijnen, tarieven, loon van het personeel e.d. „De wet van 30 Juni 1926 (Stbl. 250) tot wijziging van „de wet van 23 April 1880 (Stbl. 67) op de Openbare „middelen van Vervoer heeft ten aanzien van de uitvoering „van het contract tot moeilijkheden aanleiding gegeven. „Door die wet werd voor het exploiteeren van een inter communale autobuslijn vergunning van Ged. Staten geeischt. „Het contract van de gemeente met de Monopol steunde „op het recht tot het geven van vergunningen door Burge meester en Wethouders, waarvoor art. 44 der A. P. V. de „basis schiep. „De N. V. Monopol meende, dat gemelde wet aan het „contract den rechtsgrond had ontnomen. Zij achtte zich, „gebonden als zij was aan de concessiebepalingen van Ged. „Staten, bevrijd niet alleen van de bepalingen in het contract, „die punten raakten, in welke nu de concessie van Ged. „Staten voorzag, doch in het algemeen van het geheele „contract, dat naar haar inzien geen steun meer vond in „genoemd artikel der A. P. V. en waarvoor overigens geen „billijkheidsgronden meer zouden zijn aan te voeren, aan gezien het nimmer zou zijn ontstaan, indien in 1925 be- „doelde wijzigingswet reeds van kracht ware geweest, evenals „het twijfelachtig is, of Monopol de verplichtingen tegenover „de gemeente op zich genomen zou hebben, als zij te „voren de Wegenbelastingwet had kunnen voorzien. „In een administratieve procedure vroeg ons gemeente bestuur bij de Kroon aanvulling van de concessiebepalingen „van Ged. Staten in dezer voege, dat rekening werd ge houden met art. 44 der A. P. V. en met het contract met „de gemeente. Aan dezen wensch werd niet voldaan. Het „K. B. van 22 December 1927 wordt hierbij in afschrift ter „visie gelegd. „In een strafrechtelijke procedure betreffende overtreding

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 562