13 MEI 1929. 563 „van art. 44 der A. P. V., besliste de Hooge Raad ten „gunste van mede-contractante. Afschrift van dit arrest van „19 Maart 1928 moge U hierbij mede aantreffen. „Het heeft bij ons een punt van overweging uitgemaakt, „of het gewenscht was langs civielrechtelijken weg de gelden „op te eischen waarop de gemeente ingevolge het contract „recht had, zooals het bovengenoemde bedrag van f 3500, „'sjaars, welks betaling sinds Mei 1927 achterwege gebleven „was en de boeten, opgelegd wegens de niet-naleving van „verschillende punten der gesloten overeenkomst. Te dezer „zake werden door ons eenige rechtskundige adviezen in gewonnen, terwijl herhaaldelijk besprekingen met mede- „contractante werden gevoerd. Bedoelde adviezen worden „bij deze vertrouwelijk overgelegd. „In het midden latende in hoeverre de civiele rechter „vorderingen, voortspruitende uit bepalingen in het contract, „die buiten de concessieregeling van Ged. Staten vallen, „zal toewijzen, meenen wij, dat het de voorkeur verdient „deze zaken in der minne te schikken, eensdeels omdat dan „meerdere langdurige en kostbare procedures met voor geen „der partijen zekere uitkomst zullen worden voorkomen, „anderdeels om het argument gelegen in de overweging, „dat, indien in 1925 de wetswijziging van 1926 had kunnen „worden voorzien, mede-contractante zeer zeker niet de „overeenkomst in kwestie met de- gemeente zou hebben „aangegaan. „De onderhandelingen met de „Monopol" hebben tot een „resultaat geleid, dat wij aan Uw oordeel onderwerpen. „1. „Monopol" betaalt aan de gemeente jaarlijks, te „rekenen vanaf 1 Mei 1927, zoolang zij concessie „heeft een bedrag van f 1000,Zij wil waar borgen geven, dat zij in 1932 of eenig volgend „jaar, als haar concessie moet worden verlengd, zich „niet aan de betaling zal onttrekken door, zelf ge ïnteresseerd, een anderen concessiehouder te doen „optreden of toe te laten, dat deze optreedt,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 563