56
16 JANUARI 1929.
waargenomen waar partijgenooten van hen achter de groene
tafel zitten. En dan bedoel ik hier de communisten. Daar
gaan de sociaal-democraten weer niet ver genoeg. De
communisten komen dan altijd weer met veel verder strek
kende voorstellen dan de verantwoordelijke socialisten
waarmede kunnen komen. Ik geef direct toe, dat deze verder
strekkende voorstellen dan niets anders dan propaganda
beoogen, doch ik releveer dit slechts om te doen uitkomen
dat in die plaatsen, waar sociaal-democraten wethouders
zetels bezetten en communisten zitten in den Raad, deze
het ook daar niet goed kunnen doen. Hij, die de verslagen
der raadszittingen in de groote steden volgt, zal dit moeten
beamen.
Dat het oordeel, dat over de Sociaal-democratische partij
wordt geveld niet altijd even malsch is, bewijst wel een
uitlating, die een oud partijgenoot van hen, n.l. de heer
R. Stenhuis op een vergadering van het Revolutionair
Socialistisch Verbond te Rotterdam deed. De heer Sten
huis zeide namelijk het volgende: „Het socialisme moet
evolutionair groeien, maar zal niet zonder revolutie worden
gevestigd. De leiders der S. D. A. P. denken te overwinnen
met het prediken van religieus-socialistische liefde en maken
van de partij iets, dat het midden houdt tusschen een oud
wijf en een middernacht-zendeling".
De sociaal-democraten zien ook hier nog weer eens, dat
ook zij het niet iedereen naar den zin kunnen maken. Ik
stel me echter voor, dat zij zich aan deze betweters niet
zullen storen, en rustig blijven voortgaan op den weg, dien
zij denken, dat hen tot het einddoel kan voeren.
Zoo ook denken wij er over, Mijnheer de Voorzitter. De
critiek, die men op onze partij toepast, beschouwen wij in
dezelfde mate. Ook wij zullen rustig blijven voortgaan op
den weg, welke door ons is ingeslagen. Wij zullen de
gemeentebelangen blijven dienen, zooals het algemeen be
lang dit eischt.
Laten we nu echter eens nagaan wat er in de ruim 15