574
13 MEI 1929.
verplicht is. Spr. verklaart zich tegen gemeentelijke exploi
tatie; z.i. is daarvoor geen reden, daar de Monopol-bussen
zeer ten genoegen van het publiek rijden.
üe heer KROONE zal de voorgeschiedenis van deze zaak
laten rusten, daar ze reeds door vorige Sprekers in herin
nering is gebracht. Het is volkomen waar, dat de concessi
onaris met het door den Raad vastgestelde contract en meer
in het bijzonder met de loonclausule heeft gesold, Spr. is
er van overtuigd, dat, wanneer het College destijds direct
had ingegrepen, de zaak niet zoo'n vaart geloopen zou
hebben. Hij is het met den heer Moll eens, dat dit inder
tijd oneerlijke concurrentie is geweest. Dit verwijt treft niet
het huidige College, al geeft Spr. toe, dat dit in deze voort
varender had kunnen zijn.
Vervolgens zegt Spr., dat, hij er gaarne aan wil mede
werken om met de Monopol tot een oplossing te komen,
maar dan moet die oplossing voor beide partijen billijk zijn.
Er behoort voor de gemeente meer voordeel uitgehaald te
worden dan er aan de voorgestelde schikking is verbonden.
Spr. geeft daarom in overweging, het College uit te noodigen
nogmaals met de Monopol in onderhandeling te treden
onder mededeeling van het ten deze door den Raad inge
nomen standpunt. Degenen, die dit voorstel botweg willen
afwijzen, wijst Spr. er op, dat men in deze moet rekening
houden met de behoefte van het publiek aan een geregelde
autobusdienst. Ook Spr. heeft geen vertrouwen in de Monopol
en zou de concessie niet meer aan die onderneming willen
zien verleend. Hij dringt er op aan te trachten de exploitatie
zelf in handen te krijgen om haar dan aan een andere
onderneming dan de Monopol over te dragen. Spr. voelt
dan ook veel voor het voorstel-H a a 1 m a n.
De heer BROOS zegt het volgende;
Mijnheer de Voorzitter.
Hoewel de contractant van de autobus-onderneming