578
13 MEI 1929.
raadt de motie-H a al m an dan ook ten sterkste. Er is
zeker op het oogenblik niet de minste aanleiding voor.
De heer Kroone heeft het denkbeeld geopperd om de
concessie van Gedeputeerde Staten te ontvangen en dan
zelf uit te geven. Spr. denkt niet, dat Gedeputeerde Staten
de verantwoordelijkheid daarvoor zullen willen dragen; het
zou ook met de wet kwalijk zijn te rijmen.
De heer Van Veen heeft gesproken over knoeierij
van de zijde van het gemeentebestuur. Op een dezerzijds
gedaan verzoek om zich nader te verklaren, kon de heer
Van Veen er zelf niet uitkomen. Het waren dus slechts
groote woorden. Spr. verzoekt den heeren toch zakelijk te
blijven.
De heer VAN BUITENEN verklaart, dat het debat hem
niet heeft kunnen overtuigen van de onjuistheid van het
prae-advies. Spr. kan zich voorstellen, dat de andere leden
van den Raad zich in deze laten beïnvloeden door gevoe
lens, die het gevolg zijn van vroegere ondervindingen; hij
kan dan ook wel zeggen, dat hij het indertijd ook niet eens
zou zijn geweest met den uitleg, die exploitant aan de
loonclausule gaf; Spr. onderschrijft wat ook de Burgemees
ter heeft gezegd, dat de houding der Monopol niet correct
is geweest. De positie thans zakelijk beziende, meent Spr.,
dat het prae-advies een aanvaardbare oplossing geeft.
Het prae-advies zelf is in zooverre aangevallen, dat men
heeft gevraagd, of er niet meer uit te halen was geweest.
Wat zal er echter voor de gemeente voor voordeel uit de
processen voortvloeien? Wij weten daarvan niets; de kans
is eenvoudig niet te bepalen.
Wat de motie - H a a 1 m an betreft; Spr. is geen tegen
stander van gemeentelijke exploitatie, maar hij wil daartoe
alleen overgaan als de particuliere onderneming het niet
goed doet. En nu is er op de eigenlijke uitoefening van
den dienst weinig aan te merken. Spr. wil zich dan ook
nu nog niet vastleggen. Het gaat niet aan, gemeentelijke