13 MEI 1929. 583 moeten inwinnen. Zoolang dit niet is gebeurd, houd ik mij aan dit advies. Vervolgens zegt Spr., dat de houding van zijn medelid Broos in deze kwtstie. hem ten zeerste verwonderd heeft; zij is geenszins democratisch. Als de Raad wilde toonen ruggegraat te hebben, dan moest hij terstond een eigen autobusdienst naast dien van de Monopol oprichten. Burgemeester en Wethouders schuiven de schuld van het lange traineeren nu wel op het feit, dat het arrest van den Hoogen Raad eerst in Maart 1928 is verschenen, maar op de vragen met betrekking tot de loonen is door Burge meester en Wethouders evenmin antwoord gegeven en dit had met arresten en procedures niets te maken. De VOORZITTER wenscht nog op te merken, dat de wijze, waarop contractant tegenover de gemeente is opge treden door Burgemeester en Wethouders niet steeds is goedgekeurd; maar in dit geval van „sabotage" te spreken, zooals de heer Rippen doet, vindt Spr. niet juist. Exploitant staat nu eenmaal op een ander standpunt; juridisch is dit zeer wel te begrijpen. De heer Rippen beziet de zaak te veel van het standpunt van een vrij gestelde; hij zal echter met procedeeren niets voor de arbeiders bereiken; immers, de arbeidsvoorwaarden komen daarbij niet in liet geding. Men moet deze zaak van den algemeenen kant bezien, uit een oogpunt van gemeente belang. Den heer Van Veen kan Spr. de verzekering geven, dat de voorgestelde overeenkomst de gemeente niet bindt ten aanzien van adviezen over latere concessies e.d. Spr. zal nu eerst het prae-advies van Burgemeester en Wethouders in stemming brengen en daarna de motie- Haaiman. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt daarop in stemming gebracht en aange komen met 14 tegen 9 stemmen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 583