584 13 MEI 1929. Voor: de heeren Kroone, Van Noort, Van de Ven, Esbach, Broos, Loonen, Van Buitenen, Van Oosterum, Ku ij laars, Cerutti, Sc lira uwen, Elich, Van der Ven en Van Mierlo. Tegen: de heeren Van Houten, Van Veen, Me ij vis, Rippen, Van Bedaf, Gruijs, Moll, Haaiman en Cohen. De heer CERUTTI merkt op, dat een raadslid te allen tijde het recht heeft een motie in te dienen, maar niet als zij een besluit inhoudt, zooals deze. De VOORZITTER antwoordt, dat de motie Burgemeester en Wethouders opdraagt reeds thans bij Gedeputeerde Staten de noodige stappen te doen om tot gemeentelijke exploi tatie te komen. Een beslissing wordt daarmede dus niet genomen en Spr. kan nu al wel zeggen, dat, al wordt de motie aangenomen, die stappen door Burgemeester en Wethouders thans niet zullen worden bevorderd. De heer VAN VEEN wenscht den Voorzitter, naar aan leiding van diens uitlating op te merken, dat hij door het steunen van de motie-Haaiman geenszins een voorliefde te kennen geeft voor gemeentelijke exploitatie, maar hij moet in dit geval van twee kwaden het minst erge kiezen en dan is de keuze voor hem niet moeilijk. Overigens valt met deze motie niets meer te bereiken na het treffen van de dading. Zoodra men iets in den zin dier motie zou doen, is men na het zoo juist gevallen besluit in gebreke tegenover de Monopol; men heeft zich reeds aan handen en voeten gebonden aan deze overgeleverd. De motie -Haaiman wordt alsnu in stemming gebracht en aangenomen met 12 tegen 11 stemmen,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 584