608 16 MEI 1929. De VOORZITTER: „Toonkunst" heeft zijn leden meer laten betalen. Echter vervalt al deze critiek nu „Toonkunst" f 600,— zal bijdragen, een bedrag dat verre overtreft wat voor haar een batig overschot zou zijn te noemen. De heer BRANTJES kan niet de noodzakelijkheid er van inzien, dat men hier voor het geven van volksconcerten één van de allergrootste orkestvereenigingen van het land moet hebben. Spr. vindt het beter om eerst, zij het dan met een wat lager staand orkest te beginnen. De heer VAN BUITENEN verwondert er zich over, dat er bij zoo'n eenvoudige zaak zooveel bij gesleept wordt. Men moet niet, omdat er aan de organisatie van deze volks concerten fouten kleefden, alles weggooien. Het zal na de uiteenzetting van den Voorzitter den heeren toch wel dui delijk geworden zijn, dat de voorgestelde regeling voor „Toonkunst" niet zoo voordeelig is als zij wel dachten. Spr. juicht het denkbeeld toe, dat er aan de vereenigingen voor arbeidersontwikkeling plaatsen tegen halven prijs beschikbaar zullen worden gesteld. Spr. is er van overtuigd, dat de Raad goed zal doen met op deze wijze voort te gaan. Wat de kwestie van het geven van te hoogstaande muziek be treft; Spr. vindt, dat niet zoo'n groot bezwaar. Hij gelooft, dat de menschen, al begrijpen zij de muziek niet volkomen, toch wel daarvan zullen genieten en er een verheffende invloed van zullen ondergaanmen kan hem toch ook niet wijs maken, dat ieder toehoorder van de marktconcerten alle muziek, die daar gegeven wordt, volkomen begrijpt. Toch zal in dezen Raad wel niemand worden gevonden, die ze daarom wil afschaffen. De heer MOLL kan het idee niet van zich afzetten, dat het hier een verkapte subsidie-verleening aan „Toonkunst" betreft; het grootste aantal bezoekers dier concerten waren

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 608