614 16 MEI 1929. „Met het oog op deze bijzondere omstandigheden is er Spr „o. i. aanleiding zijn laatste aanbod aan te nemen. hee „Door dezen onderhandschen aankoop wordt bovendien van „een onteigeningsprocedure voorkomen en de proces- en den „advocatenkosten, bij onteigening ten laste dezer gemeente V a „komende, vermeden, hetgeen een niet te verwaarloozen cee' „factor is bij een betrekkelijk kleine onteigening als de n'e< „onderhavige. „Op grond van hel vorenstaande hebben wij de eer U p „voor te stellen te besluiten van Van Pruissen boven- 0pz „bedoelde perceelen onderhands voor een bedrag van zeg „f 7500,aan te koopen en Uw besluit van 31 Januari beh „1929 tot onteigening in te trekken." ac]r veri De heer VAN VEEN zegt met genoegen dit voorstel te dat hebben gelezen. waa Het terrein van Van Pruissen is groot 765 M3., ligt op langs den openbaren weg en er staan 6 woningen op. De eigenaar heeft er een inkomst uit van ongeveer f 27,per week of f 1350,per jaar en als wij hem nu f 7500, betalen, dan is dit bedrag nog zéér, zéér matig, zoowel uit een oogpunt der inkomsten, als uit de waarde van het terrein met een groote lengte langs den weg. Toen Burgemeester en Wethouders hem f 5500,aan boden en Van Pruissen hierop niet wilde ingaan, besloot de Raad tot onteigening ingevolge de wet. Spr. heeft daaraan zijn stem niet kunnen geven en voor de nadeelige gevolgen gewaarschuwd, omdat het bod veel te laag was. Hij zou het daarom waardeeren, indien de Raad op zijn besluit terugkwam en niet al te zeer denkend aan het succesje bij de onteigening aan de Keizerstraat niet zoo gauw weer besloot tot onteigening ingevolge de wet. De heer VAN MIERLO antwoordt den heer Van Veen, dat de inkomsten door Van Pruissen uit die perceelen verkregen geen f 27,— per week bedragen. Voorts merkt

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 614