16 MEI 1929.
615
Spr. op, dat de lieer Van Veen indertijd wel gefulmineerd
heeft tegen de voorgestelde onteigening, maar dat de houding
van den Raad in deze toch wel succes heeft gehad. Spr. kan
den heer Van Veen daarmede feliciteeren, immers de heer
Van Veen wilde indertijd ook f 7500,voor deze per-
ceelen zien geboden, doch Van Pruissen dacht er toen
niet aan, zijn perceelen voor dezen prijs af te staan.
De heer VAN VEEN erkent zich vergist te hebben ten
opzichte van de inkomsten, verkregen uit de perceelen. Spr.
zegt vervolgens, van oordeel te zijn, dat men geen misbruik
behoort te maken van het dreigement van onteigening. Hij
acht het gewenscht, dat zich uit den Raad eens een stem
verheft tegen het maar klakkeloos onteigenen en verklaart,
dat hij het verschrikkelijk zou vinden als de werkelijke
waarde van de perceelen hooger was en de gemeente ze
op die manier in handen kreeg.
Zonder verdere opmerkingen wordt alsnu con
form het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders besloten.
58. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, om hen
te machtigen tot het aangaan van een huurovereenkomst
met K. F. van Brink, ter voorziening in de behoefte aan
kostelooze zwemgelegenheid, en tot toekenning van een
crediet ad f 4500,— voor het inrichten dier tijdelijke koste
looze zweminrichting.
De heer MEIJVIS zegt, dat het treffen van deze overeen
komst met den heer Van Brink geen aanleiding mag
geven tot het op de lange baan schuiven van de oprichting
eener eigen bad- en zweminrichting; hij wil dit voorstel
dan ook alleen maar aanvaarden als tijdelijke oplossing.
Spr. vindt echter het aantal kleedhokjes te weinig; dit be-