16 MEI 1929. 617 goed vereenigen en ben overtuigd, dat Burgemeester en Wethouders met de uitvoering den meest mogelijken spoed zullen betrachten met het oog op het seizoen. Het is krachtens het uitbreidingsplan, volgens hetwelk ook de zwemgelegenheid van den heer Van Brink gaat verdwijnen, natuurlijk slechts een maatregel van tijdelijken aard als wij de kostelooze zwemgelegenheid naar diens bassin overbrengen. Van den heer Van Brink noem ik het een daad van goede koopmanschap en van sportiviteit, dat hij zijn bassin voor het luttele bedrag van f 10.- per jaar beschikbaar stelt. Dit mogen wij voor de toekomst, als Breda in het bezit zal zijn van een mooie en ruime plas, niet vergeten. De heer Van Brink heeft veel gedaan om de nuttige zwemsport in Breda populair te maken en heeft heel wat jeugdigen Bredanaars de zwemkunst geleerd en nu zou ik Burgemeester en Wethouders willen vragen, of het niet mogelijk is om hem tegen een redelijke vergoeding tot het zelfde doel het geven van eenige leiding over de kostelooze zweminrichting op te dragen. Ik twijfel er niet aan, of de Raad zal eenstemmig den voorgestelden maatregel van tijdelijken aard, waartoe de omstandigheden ons dringen, goedkeuren. Eén ding mogen wij evenwel niet voorbijzien. In het bassin van den heer Van Brink, dat toch al niet groot is, zal voortaan geheel Breda en omgeving, het gar nizoen inbegrepen, gaan zwemmen. De reiniging moet hoofdzakelijk plaats hebben door de plantengroei in de plas en door de aanraking met de lucht. Aan die reinigende werking zullen dus veel hoogere eischen worden gesteld dan voorheen, de kans op besmet ting van het water wordt grooter en daarom doe ik het bepaalde voorstel, dat gedurende het zwemseizoen het water elke veertien dagen geregeld van gemeentewege zal worden onderzocht.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 617