16 MEI 1929.
619
houden op de kostelooze zweminrichting, zoodat de zwem
mers niet alleen gecontroleerd zullen zijn door den opzichter-
Den heer Van der Ven wil Spr. toevoegen, dat men
moet roeien met de riemen, die men heeft. Nu het water
in de kostelooze volksbadplaats is afgekeurd, kan men niet
direct een definitieve zweminrichting hebben. Door deze
tijdelijke oplossing is men in zoover gebaat, dat men niet
bang behoeft te zijn, dat de volksgezondheid zal worden
geschaad en men heeft inmiddels den tijd om uit te zien
naar een definitieve oplossing.
Den heer Van Veen antwoordt Spr., dat hij gelooft,
dat, als de heer Van Brink zich een positie wil scheppen,
hij dan wel eigener beweging bij Burgemeester en Wet
houders zal komen. Ten opzichte van de hoedanigheid
van het water kan Spr. den heer Van Veen geruststellen
dit water is door de Inspectie van de Volksgezondheid goed
gekeurd. Eventueele verontreiniging door de vele baders
is onder het oog gezien, daarom is in de overeenkomst
vastgelegd, dat voor meerdere waterverversc.hing, indien
noodig, gezorgd kan worden. Bovendien zal de Inspecteur
van de Volksgezondheid ons van tijd tot tijd op de hoogte
houden van den toestand van het water.
De heer VAN VEEN staat er op, dat zijn voorstel in
stemming wordt gebracht. Volgens Spr. wordt de heer Van
Mierlo beheerscht door een ontzaglijk dwaalbegrip, want
al is het water momenteel goed, na eenigen tijd kan het
immers door zeer druk gebruik en een warmen zomer be
smet worden. En besmetting nu is alleen te constateeren
door regelmatig onderzoek. Als de gemeente een bassin
kosteloos openstelt, is zij tegenover de zwemmers verplicht,
het water geregeld aan keuring te onderwerpen. De heer
Van Mierlo kan zich hiervoor niet beroepen op den
Inspecteur van de Volksgezondheid.
De VOORZITTER zegt, dat hetgeen de heer Van Veen