622
16 MEI 1920.
„Wij hebben de eer U mitsdien voor te stellen om voor
„de inrichting van het woonwagenkamp en de verharding
„van den Slingerweg ons het hiervoor genoemde crediet
„toe te staan.
„Wij kunnen hieraan nog toevoegen, dat volgens de be
staande verordening voor een staanplaats met een woon
lagen is verschuldigd 25 cent per week, zoodat belang
hebbenden eenigszins in de kosten van aanleg en onderhoud
„van het kamp bijdragen."
De heer VAN DER VEN zegt het volgende:
Mijnheer de Voorzitter.
Met genoegen heb ik dit punt op de agenda zien staan.
Uit hygiënisch en zedelijk oogpunt beschouwt, lijkt het me
een goede verbetering, dat deze wagens van den openbaren
weg worden opgeruimd, vooral met het oog op den bouw
van verschillende woningen in die richting.
Gaarne zou ik echter willen vernemen, of de wagens,
hoewel misschien moeilijk verplaatsbaar, staande op den
voormaligen grond van den heer Van Pruissen, welke
nu door aankoop eigendom van de gemeente is geworden,
ook daarheen zullen moeten verhuizen.
De heer MEIJVIS kan zich met de voorgestelde plaats
voor het woonwagenkamp wel vereenigen; hij heeft op die
plaats al eenige maanden geleden de aandacht gevestigd.
Spr. verklaart zich echter tegen een prikkeldraadafscheiding
van het kamp aan de straatzijde; hij vindt dat gevaarlijk
en geeft in overweging om in plaats daarvan gewoon staal
draad aan te wenden of een houten schutting te plaatsen.
Ook kan Spr. het niet goedkeuren, dat alleen de oprijwegen
worden bestraat; het valt hem tegen, dat de Bouwcommissie
daarmede accoord heeft kunnen gaan. Spr. is van oordeel,
dat de plaatsen, waar de wagens staan, op de allereerste
plaats moeten worden bestraat. Hij stelt voor, het geheele
kamp te bestraten, daar dit anders een modderpoel zal