16 MEI 1929. 623 worden, en zegt, dat dit met wat goeden wil zonder hooge kosten wel te bereiken is. De heer KROONE is het met den heer Meijvis eens, dat aan de straatzijde van het kamp geen prikkeldraad ter afscheiding moet worden aangewend. De heer VAN VEEN zegt het volgende: Uit een welstandsoogpunt vind ik deze oplossing niet fraai. Het woonwagenkamp zal vlak naast en parallel met den spoorweg komen te liggen en dus vanuit den trein goed zichtbaar zijn. De entree van Breda, vanuit den trein gezien, is toch al niet riant, zoodat ik aarzel om uit dezen hoofde mijn stem aan het voorstel te geven. Een tweede opmerking is van hygiënischen aard. Het terrein ter plaatse is opgehoogd met afval en ik zou gaarne het advies der Gezondheidscommissie zien ingewonnen of in verband met den aard van den bodem geen bijzondere maatregelen gewenscht zijn. In de derde plaats wensch ik op te merken, dat ik mij niet kan vereenigen met het achterwege laten van bestrating op de standplaats der wagens. Daar is ter wille van de reinheid een vlakke en goed sluitende bestrating met flinke putten voor afvoer van schrobwater juist dringend noodig. De oppervlakte bedraagt ruim 1700 M2., maar wij moeten ter wille van de hygiëne en uit betoon van menschelijkheid in 's hemelsnaam door den zuren appel heenbijten. Ten slotte heb ik gezien, dat de paardenstal aan een der lange zijden, en nog wel die op het noordoosten gelegen, zal open blijven. Waarom? vraag ik, denkende aan het misdeelde trekpaardje, dat hier 's winters moet overnachten. Ik zou gaarne vernemen, hoe Burgemeester en Wethou ders over een en ander denken. De heer ESBACH kan zich volkomen met dit voorstel vereenigen. Wat de algeheele bestrating van het kamp

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 623