632 16 MEI 1929. de uitkomst van den dienst 1928; hij zal daarom de kwestie van het overhevelen even laten rusten. Spr. komt nu tot de kern van de zaak. De begrooting voor 1929 moet sluiten. De opbrengst van de plaatselijke inkomstenbelasting is de sluitpost der begrooting. Nu heeft de ervaring geleerd, dat de cijfers van den Inspecteur der Belastingen, met betrekking tot de raming van die opbrengst, een veilige basis vormen voor de vaststelling van den factor. Volgens diens schatting zal bij een factor van 0.71 het aan belasting benoodigde bedrag worden bereikt. Burgemeester en Wethouders willen echter meer verkrijgen. Is dat nu noodig en is dat nu juist? Men zal daartegen aanvoeren, dat men niet alleen met den dienst 1929, maar ook met den dienst 1930 rekening heeft te houden. Spr. stelt zich echter op het standpunt, dat ieder jaar het belastingbedrag moet opbrengen dat voor dat jaar noodig is. En dan kan men met een factor van 0.7 volstaan en in 1930 kijken wat er voor dat jaar noodig is. Blijkt dan, dat de factor verhoogd moet worden, welnu, dat moet men dat doen. Spr. gelooft echter niet, dat daarvoor zooveel gevaar bestaat; de dienst 1928 zal ook we! met een batig slot te voorschijn komen. Daarbij komt nog, dat wij slechts nog voor een jaar met dezen toestand te maken hebben. Na 1930 komen wij tengevolge van de voorgenomen wijziging van de wet op de financieele verhouding tusschen Rijk en Gemeenten voor een geheel nieuwen toestand te staan; hoe die er uit zal zien, weten wij op het oogenblik nog niet. Wij hebben dus nu maar te maken met het dienstjaar 1929 en 1930. Spr. gelooft niet, dat men door den factor op 0.7 te stellen de stabiliteit tol 1930 in gevaar brengt. Ais men den factor op 0.7 stelt, dan komt men echter f 5,500,te kort. Spr. heeft in de toelichting op zijn voorstel de middelen aan gegeven om dit geringe bedrag te nivelleeren. Mocht zulks op die wijze niet mogelijk zijn, dan geeft Spr. in overweging, zoo min mogelijk te tornen aan den post „onvoorzien". Blijft dus nog over de vraag, of het vermoedelijk batig

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 632