16 MEI 1929.
637
De heer SCHRAUWEN kan zich vereenigen met het
voorstel van Burgemeester en Wethouders om den factor
op 0.8 te bepalen. Men kan dan in 1931, na de wets
wijziging, nog verder zien. Als dan de uitkeering van het
Rijk voldoende is, behoort men volgens Spr. in de eerste
plaats over te gaan tot verlaging van het aantal opcenten
op de personeele belasting.
De VOORZITTER zal nu het voorstel-Haaiman in
stemming brengen, mocht dit worden verworpen, dan zal
daaruit de conclusie worden getrokken, dat het voorstel
van Burgemeester en Wethouders is aangenomen.
Het voorstel-Haal man, om den vermenig
vuldigingsfactor voor het belastingjaar 1929/1930
in plaats van op 0.8, op 0.75 te bepalen, wordt
daarop in stemming gebracht en verworpen met
17 tegen 6 stemmen.
Tegen: de heeren Van de Ven, Van Veen, Van
Noort, Brantjes, Kroone, Loonen, Van den
Boom, Cerutti, Esbach, Broos, Elich, Van
Buitenen, Van Mierlo, Van der Ven, Schrauwen,
Moll en Van Oosterum.
Voor: de heeren Me ij vis, Van Houten, Van
Bedaf, Haaiman, Gruijs en Rippen.
De VOORZITTER zegt, dat nu de punten 41 en 61 der
agenda aan de orde zijn. Spr. acht het evenwel gewenscht,
eerst de punten 62 tot en met 69 te behandelen.
Daartoe wordt besloten.
62. Schrijven van Mr, H. J, W, Pelster, daarbij be-.