16 MEI 1929 649 gronden op een artikel van de wet, wat juist iets anders bedoelt dan den aanleg en verbetering van wegen. In deze plaats kunnen ook de grondslagen der heffing, waarop deze verordening is samengesteld onze goedkeuring niet wegdragen. Wat toch is het geval? Aanvankelijk was de grondslag der heffing eensdeels vastgesteld in verband met de belastbare opbrengst der eigendommen, zooals die vastgesteld zijn voor de heffing der Grondbelasting, ander deels met de lengte van den weg. In de nota van wijziging wordt een derde factor ingevoerd, n.l. de afstand van de Spoorbrug tot de eigendommen. Blijkbaar hebben Burge meester en Wethouders naar aanleiding van het plaats ge had hebbend afdeelingsonderzoek getracht een meer billijke verdeeling toe te passen, wat toegejuicht behoort te worden. Edoch, naar onze meening zijn ze nog niet ver genoeg gegaan. Degenen, die het meest profiteert van de verbetering van den weg moet naar onze meening het meest bijdragen. En op grond daarvan juichen wij een voorstel als door de N.V. Kwatta gedaan is in haar schrijven van 8 April 1929 ten zeerste toe. Concludeerend, stel ik dus namens mijn fractie voor, dit ontwerp te renvoyeeren naar Burgemeester en Wethouders met verzoek om de verordening te brengen in overeenstemming met de Gemeentewet voor wat betreft het betreffende artikel dier wet en een meer juisten en billijken grondslag van de berekening der belasting aan te geven. De heer VAN VEEN zegt het volgende Met groote belangstelling heb ik kennis genomen van dit voorstel en ik ben Burgemeester en Wethouders erkentelijk, dat zij den Raad gelegenheid hebben geboden tot nauwge zette overweging. Gaarne breng ik hun lof voor de duidelijke redactie en toelichting, voor zoover het ontwerp zelf betreft. Wij beoogen hier op behoorlijke wijze de geldmiddelen te vinden voor het aanleggen van een behoorlijken localen verkeersweg. Het verkrijgen van goede locale wegen is van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 649