652
16 MEI 1929.
Hirdeswijk een baat ondervinden. En zoo zou men voort
kunnen gaan.
Het denkbeeld om baat geheel of gedeeltelijk te verhalen
moge aanlokkelijk zijn, de vele onbillijkheden, die men niet
kan ontgaan bij het streven naar billijke bijdragen, schrikken
mij van de toepassing van het denkbeeld terug.
Dit ïonstreert zich in de later door Burgemeester en
Wethouuers aangebrachte wijziging van den grondslag der
heffing en in de herhaalde sterke l etoogen van de directie
der „Kwatta", ./elke m. i. niet /oor weerlegging vatbaar
zijn. Al ware het dan ook alleen met het oog op de con
sequenties, zou ik Burgemeester en Wethouders willen
vragen om dit ontwerp terug te nemen en de zoo hoog
noodige verbetering tot stand te brengen op kosten der
gemeente met de vrijwillige door de aangrenzende eigenaren
aangeboden bijdragen.
Ik heb zoo straks Burgemeester en Wethouders lof ge
bracht voor de duidelijke redactie en toelichting, doch alleen
voor zoover het ontwerp zelf betreft. Want omtrent hun
verdere bedoelingen tasten wij in het duister.
In de Memorie van Toelichting zeggen zij
„Er zijn vele en kostbare werken, die op uitvoering
wachten. Om verschillende redenen is de uitvoering achter
wege geblevenverder uitstel zal over het algemeen geen
doel meer hebben.
Voor zoover deze werken tot stand zullen worden gebracht
in het algemeen belang, is er geen reden de gelden der
gemeentekas aan de financiering daarvan te onthouden.
Doch evenmin is er reden de bevoegdheid uit art. 242d
der Gemeentewet ongebruikt te laten liggen, indien door
die werken, privaat-eigendommen worden gebaat."
We dienen te weten, welke zijn die werken, die Burge
meester en Wethouders hier op het oog hebbendie weten
schap is voor de verdere discussies van het grootste belang.
Hoewel ik dus met deze baatbelasting niet accoord ga,